Vanaf vandaag hebben wij bij Practicum Educatief Media 2 ontzettend leuke nieuwe producten van Eli in ons assortiment.
Words in Pictures bestaat uit 240 flashcards op A1
niveau en een boekje met suggesties en tips. Zo worden er onder andere
mogelijke spelvormen uitgelegd. Super handig! De afbeeldingen zijn lekker groot
(A5) en kleurrijk en bovendien gerangschikt naar onderwerp.
Words in Pictures is niet alleen in het Engels bij ons beschikbaar.
We hebben de flashcards ook in het Duits, Frans, Italiaans en Spaans!
One Photo, a Thousand Words is snel inzetbaar en gevarieerd en zal daarom iedere leerling (en leraar) aanspreken!
Flashcards kunnen worden ingezet om op een leuke, laagdrempelige manier leerlingen bekend te maken met een nieuwe taal. Hieronder een paar tips om ze te gebruiken in alledaagse lessituaties. Veel plezier!
* Woordenschat
Om de kinderen bekend te laten raken met de nieuwe woorden kun je een wedstrijdje houden. Verdeel de klas in twee teams en vraag om beurten een leerling het woord bij de getoonde afbeelding te noemen.Voor elk goed woord krijgt het betreffende team 1 punt.
* Spellingwedstrijd
Zodra de kinderen bekend zijn met de buitenlandse woorden op de kaarten kun je een spellingwedstrijd houden. Deze werkvorm kan worden gedaan vanaf groep 5.
Verdeel de klas in twee teams en vraag om beurten een leerling het woord dat bij de flashcard hoort te spellen. Voor een goed gespeld woord krijgt het betreffende team 1 punt.
* Uitspraak wedstrijd
Dit spel wordt op dezelfde manier gespeeld als de Spellingwedstrijd alleen krijgt het betreffende team nu 1 punt wanneer het woord goed wordt uitgesproken.
* Categorieën
Spreid de kaarten uit over de grond of een grote tafel. Verdeel de klas in teams. Het aantal teams hangt af van het aantal categorieën. Zet een tijdslimiet (bijvoorbeeld 1 minuut). Wijs elk team een categorie toe. Roep “Start!” Het team met de meeste goede kaarten wint.
* Verhaal
Deze werkvorm kan worden gedaan met de klas als geheel of in kleine teams. Voorwaarde is wel dat leerlingen al met het maken van zinnen in de doeltaal hebben geoefend.
Selecteer een categorie die al eerder met de klas is behandeld. Laat de leerlingen in een cirkel zitten en vraag 1 leerling een kaart van de stapel te pakken. Laat de leerling een zin maken met het woord op de kaart. De volgende leerling pakt een kaart van de stapelen maakt een zin met het woord op de kaart. De zin moet verband houden met de eerder genoemde zin. Zo ontstaat een verhaal.
Er kunnen eventueel punten worden toegekend. De leerling die een woord goed weet te gebruiken in een zin mag de kaart houden. De leerling met de meeste kaarten wint.
* Wie ben ik?
Ook voor deze werkvorm geldt dat leerlingen al moeten hebben geoefend met het maken van zinnen in de doeltaal. Plak een kaart op de rug van elke leerling. De leerlingen bewegen door de klas en stellen elkaar “ja / nee” vragen om erachter te komen wie of wat zij zijn.
Reacties
Een reactie posten